?:definition
|
-
Osteoporose: systemische skeletaandoening gekenmerkt door verminderde botmassa en deterioratie van de microarchitectuur van het bot. Osteopenie: mildere vorm van botverlies. Veroorzaakt verhoogd risicofractuur; de meest voorkomende plaatsen voor botverlies en fracturen zijn thoracale en lumbale wervels, ribben, bovenste deel van femur, onderste deel van spaakbeen. Meestal geen andere tekenen en symptomen dan verlies van lichaamslengte en kyfose totdat breuken ontstaan. Pathogenese: enetische factoren; medicatie; dieet; ras; geslacht; levensstijl; lichamelijke activiteit. Type 1 (postmenopausaal) komt het meest voor; het gevolg van deficiëntie van het geslachtshormoon; verhoogde recruitment/responsiviteit van precursors van osteoclasten en verhoogde botresorptie vinden sneller plaats dan botvorming; vermindering van spongieus bot leidt tot verhoogd risico van fracturen; oestrogeendeficiëntie kan ertoe leiden dat bot gevoeliger wordt voor het parathormoon, wat leidt tot verhoogde afgifte van calcium uit het bot, verlaagde uitscheiding van calcium in de nieren en verhoogde productie van 1,25-dihydroxyvitamine D; deficiëntie van geslachtsklieren kan ook de productie verhogen van cytokinen met invloed op osteoclasten. Type 2 (seniel) komt voor bij beide geslachten; verminderde botvorming en verlaagde nierproductie van 1,25(OH)2 D3; verlies van corticaal en spongieus bot leidt tot verhoogd risico van fracturen. Type 3 is secundair aan gevolgen van medicaties of veroorzaakt door andere aandoeningen die d.m.v. diverse mechanismen verhoogd botverlies veroorzaken. Botmineraaldichtheid wordt vaak gebruikt om de botsterkte bij benadering te meten. De WGO definieert osteroporose als botdichtheid 2,5 standaardafwijkingen minder dan het gemiddelde voor jonge volwassen blanke vrouwen. Botomzettingsmarkers (botspecifieke alkalische fosfatase, osteocalcine, pro-collageen peptiden type I en urinaire deoxypyridinoline) soms gebruikt om de respons op de therapie te controleren.
|